Je naaipatroon staat er vol mee: allerlei tekentjes en figuurtjes om jou te helpen het kledingstuk in elkaar te zetten. Het is daarom belangrijk om al die tekentjes nauwkeurig over te nemen. Er zijn een twee hoofdtypen van dit soort merktekens die overgenomen moeten worden:
Merktekentjes aan de rand van het patroon: dit zijn vaak streepjes of driehoekjes, en deze geven meestal aan hoe de patroondelen op elkaar gelegd moeten worden. Ze kunnen ook aangeven waar je moet beginnen met rimpelen, waar je de zak moet plaatsen of waar een plooi zit, bijvoorbeeld. Belangrijke tekentjes dus! Je kunt deze tekentjes eenvoudig inknippen, maar let op dat je niet verder knipt dan de helft van je naadtoeslag. Te ver inknippen kan resulteren in een gaatje in je uiteindelijke kledingstuk!
Merktekentjes midden in het patroon: dit zijn vaak rondjes of kruisjes. Het kan bijvoorbeeld aangeven waar een draaipunt zit tijdens het naaien, waar de knoopsgaten moeten komen, of waar de punt van een figuurnaad zit. Er zijn drie manieren om dit soort merktekens over te nemen, die staan hieronder, met als voorbeeld het overnemen van een figuurnaad.
Stap 1: Maak een gaatje in het patroon op de plek van het merktekentje. Dit kan met een priem (voor het geval je die ergens hebt rondslingeren), maar met een scherp potlood zal het ook lukken.
Stap 2: Leg het patroon op de verkeerde kant van de stof, en kleur het gemaakte gaatje in met krijt. Zorg dat je de merktekentjes aan de rand (de driehoekjes) hebt ingeknipt.
Stap 3: Haal het patroon weer van de stof af, en trek nu een rechte lijn van het krijtpunt, naar een van de twee knipjes aan de rand van het patroon. Herhaal voor het andere knipje.
Stap 4: Herhaal voor het andere patroondeel.
Een iets snellere methode is de volgende, maar die werkt alleen bij stevige stoffen zoals katoen en linnen. Dit kun je doen vlak voor/na het knippen, dus als het patroon op de dubbelgevouwen stof ligt.
Stap 1: Steek een speld dwars door het merktekentje en beide lagen stof.
Stap 2: Vouw de stofdelen voorzichtig open ter plaatse van de speld, en haal de speld eruit.
Stap 3: Je ziet nu een klein gaatje, daar waar de speld heeft gezeten. Zet met krijt een stipje op beide patroondelen ter plaatse van dit gaatje, op de verkeerde kant van de stof.
Stap 4: Vanaf nu is de methode gelijk aan die hierboven.
Voordeel:
Nadelen:
Stap 1: Leg tussen twee stofdelen een stuk dubbelgevouwen carbonpapier/kopieerpapier. Het carbonpapier moet met de krijtkant tegen de verkeerde kant van de stof liggen (en daarom vouw je het dubbel, zodat tegen beide patroondelen een stuk krijtpapier zit).
Stap 2: Leg het patroon bovenop de stof.
Stap 3: Trek met een radeerwieltje de lijnen van de figuurnaad over.
Stap 4: Klaar! De figuurnaad staat nu op beide stofdelen getekend.
Voordeel:
Nadelen:
Stap 1: Doe een dubbele draad met een contrasterende kleur ten opzichte van je stof door het oog van de naald. Leg geen knoop in het uiteinde van de draad!
Stap 2: Leg het patroon bovenop de dubbelgevouwen stof, en zorg dat je de merktekentjes aan de rand (de driehoekjes) hebt ingeknipt.
Stap 3: Steek de naald met draad door het patroon en beide stoflagen heen, aan de zijkant van het markeringsteken. Laat de naald weer omhoog komen aan de andere kant van het markeringsteken. Trek de draad door de stof, maar laat een stuk van 5 cm over.
Stap 4: Herhaal dit, maar ga nu met de draad van boven naar beneden door het markeringsteken. Trek de draad weer door de stof, maar laat een lus van 5 cm over.
Stap 5: Knip de lus door.
Stap 6: Schuif het patroon voorzichtig omhoog, over de draadjes heen, zodat het loskomt van de stof.
Stap 7: Vouw de twee stofdelen voorzichtig open, en knip dwars door de draden tussen de twee stoflagen in.
Stap 8: Klaar! Je hebt nu in beide patroondelen een kruisje zitten van draadjes. Het middelpunt van dit kruisje is het middelpunt van je figuurnaad.
Stap 9: Trek met krijt lijnen van dit middelpunt naar de knipjes die je in de rand van de stof hebt gezet.
Voordeel:
Nadelen:
Kies je favoriete methode uit en ga aan de slag!